5 VWO - Heel Unité 7a

Unité 7a

Exercise 1
1. Waarover heeft de schrijver het in regel 10-13 ?
2. Wat wordt beschreven in de 7e alinea ?
3. Wat zou je kunnen toevoegen voor << en 1987 >> ?
4. Wat is de functie van de 3ee alinea ?
5. Wat wordt er aangeduid als… ?
6. Welk idee over een kapitalist komt er naar voren uit deze zin ?
7. <<…>> Wat is er ongewoon ?
8. Wat wil de schrijver benadrukken in de 2e en 3e alinea naar aanleiding van… ?
9. Welk gevoel wordt uitgedrukt door die zin ?
10. Waarom gebruikt de schrijver hier het woord “doucement”?
11. Wat wil de schrijver daarmee zeggen ?
12. Wat kunnen we concluderen uit wat de schrijver zegt in deze zinnen ?

Exercise 2
1. reizen, buitenland
2. rondreizen
3. inleiding
meer uitleg
2 voorbeelden

Exercise 3
1. doel
B
2. A
3. goed gevoel voor organisatie en ze zijn rijper
4. ?
5. motivatie, argumentatie, project
6. Loïc: ?
Françoise: hoort bij de organisatie
Julien: studente
7. 2
?
financieel ( sponsors zoeken )
8. door de reis
9. figuurlijk

Exercise 6
1. E
2. L
3. K
4. G
5. P
6. B
7. O
8. Q
9. D
10. M
11. H
12. A
13. C
14. N
15. F
16. J
17. I

Exercise 7
1. Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
2. VN
3. 1948, om oorlogen te voorkomen
4. a, 13
b, 18
c, 24
d, 26
e, 16
f, 4

Exercise 8
1. a, 23
b, 14
c, 10
d, 5
e, 1
f, 26
g, 22
2. ?

Exercise 9
1. B
2. N
3. K
4. R
5. Z
6. W
7. F
8. T
9. Y
10. E
11. U
12. S
13. V
14. M
15. Q
16. X
17. H
18. I
19. D
20. P
21. J
22. A
23. C
24. O
25. G
26. L

Exercise 13
1. ßà, stedelijk – plattelands
2. ßà, zorgvuldig – onnauwkeurig
3. =, slaan
4. ßà, geruis – kabaal
5. =, ongevoelig / onverschillig
6. ßà, achterin – voorin
7. ßà, uit laten komen – verbergen
8. =, inrichting

Exercise 15
1. ai acheté
2. imagineriez
3. espérons
4. a réagi
5. avertissaient
6. choisissez

1. futur
2. présent
3. conditionnel
4. passé composé
5. imparfait

1. vous rougissez
2. tu joueras
3. nous mangeons
4. il courais
5. j’écrirais
6. vous croyez

Exercise 16
1. B
2. D
3. C
4. E
5. A

Exercise 18
1. trein, bagage / bon voyage
2. lift, étage / belletje
3. stadion, champion / publiek
4. disco, danser
5. hotel, chambre

Exercise 20
1. ses chambres propres
ses belles chambres
son personnel serviable
d’une part, aussi
2. C
Mais, et, donc, même, quand, c’est que
3. A
Par contre
4. ?
5. ?
6. gentille, correcte, polyglotte, calme, prête à rendre, service
ensuite, aussi, donc, et
7. B
alternatief

Exercise 21
1. omstandigheden
2. vanzelfsprekend
3. dienstregeling
4. vlekkeloos
5. glad
6. korting
7. bevredigend
8. hulpvaardig

Exercise 22
1. la télévision
2. de votre aide
3. à mes parents
4. à ma proposition

1. lui
me
2. les
en
3. leur
le
4. y
l’
5. je dois te les rendre
en

1. J’adore la lire.
2. Ma sœur en a mangé trois aujourd’hui.
3. ?
4. L’agent de police me l’a demandé.
5. Je pense à eux et je leur envoie des textos.
6. N’oublions pas de les inviter.
7. C’est lui qui a envoyé ce message.
8. Tu veux bien les y mettre ?

1. le prof des maths
2. les parents
3. broer
4. muis

Exercise 24
1. G
2. B
3. E
4. I
5. C
6. D
7. H
8. A
9. F

Exercise 25
1. zeldzaam
2. gewoon
3. alledaags
4. slingeren
5. mijn aanbod
6. uit de onderwereld
7. hevig
8. je jasje
9. gebeurtenis
10. misbruik
11. een groep
12. een bol
13. een advertentie
14. de kofferbak
15. de afzender
16. jouw passer
17. bordes
18. opwekken
19. heeft verbrand

Exercise 26
1. synoniem, doen alsof
2. synoniem, vurig / hartstochtelijk
3. synoniem, duidelijk
4. antoniem, statigheid – vrolijkheid
5. antoniem, bekwaam – onhandig
6. antoniem, dronkenschap – nuchterheid
7. synoniem, bestemming / levenslot
8. antoniem, achterbaks – oprecht
9. synoniem, tussenruimte
10. synoniem, duisternis
11. synoniem, afnemen / uitdoen
12. synoniem, afscheiding / breuk

Exercise 27
Bélier, ram, vie sociale
Taureau, stier, emploi
Gémeaux, tweeling, vie sociale
Cancer, kreeft, équipement
Lion, leeuw, vie sociale
Vierge, maagd, ?
Balance, weegschaal, santé
Scorpion, schorpioen, moral
Sagittaire, boogschutter, emploi
Capricorne, steenbok, vie sociale
Verseau, waterman, emploi
Poissons, vissen, vie sociale

Aubrac, 2, informatie hotel, activiteiten
Madère, 7, informatie hotel, activiteiten, vlucht inclusief, weer
Ile Maurice, 7, informatie hotel, vlucht inclusief
Sydney, 7, vlucht inclusief

Exercise 30
1. –
2. I, informatie, Formule 1 hotel
3. H, prijs vragen, kamer met badkamer
4. C, verzoek, plaats in schaduw
5. H, aanbod, bagage dragen
6. H, toestemming, auto parkeren
7. C, ongenoegen, hond plast tegen tent
8. H, verzoek, plaats bij het raam
9. I, emotie, geen hotel bij haven
10. H, emotie, teleurstelling, alle kamers vol
11. C, klacht, niet de goede plaats
12. I, info, hotel met vrije kamers
13. H, wens, ontbijt op bed
14. C, wanhoop, geen warm water in douche
15. H, klacht, geluidsoverlast op kamer
16. I, advies, naar welk strand
17. I, info, over bezoek oude stad
18. H, vraag, kamer met uitzicht op zee
19. I, info, plattegrond
20. H, info, ontbijt inbegrepen ?
21. H, kamer reserveren
22. C, info, plaats met elektriciteit

Exercise 32
1. Il se trouve dans la deuxième à droite.
2. On ne peut pas le visiter.
3. Je lui téléphone.
4. Oui, j’en ai encore deux.
5. Oui je vais leur écrire ce soir.
6. Bien sûr j’ai la permission d’y camper.
7. Oui, nous en sommes très contents.
8. Oui, j’ai un chambre pour vous.
9. Elle se trouve tout près la gare.
10. Il faut la quitter avant dix heures.
11. Oui, nous allons les visiter demain.
12. Oui, je l’ai vérifié.

Exercise 36
1. tout confort
2. block sanitaire
3. la vaisselle
4. les emplacements
5. un branchement
6. gaz
7. découvrir
8. des promenades
9. faire du skating
10. faire du jogging

1. een folder
2. verschillend
3. de gebeurtenissen
4. de tentoonstellingen
5. beroemd
6. rondleidingen
7. bezienswaardigheden
8. de boekwinkel
9. staat toe
10. de mogelijkheid
11. pakken

1. de receptie
2. disco
3. de verarming
4. bevestiging
5. beschikken over
6. parkeren
7. Zuid-Frankrijk
8. vanaf
9. uitgestrekte
10. kiezen

Exercise 37
1. O
2. C
3. Q
4. R
5. I
6. A
7. F
8. L
9. B
10. S
11. K
12. N
13. M
14. E
15. T
16. G
17. H
18. D
19. J
20. P

Exercise 38
1. Je voudrais d’information de cette région.
2. Quelles sont des possibilités pour faire une promenade à vélo ?
3. Vous avez des adresses où je peux acheter du vin ?
4. Il y a encore de la place au camping ?
5. Si c’est possible je voudrais un emplacement où il n’y a pas trop de vent.
6. Je préfère un emplacement tout près du block sanitaire.
7. Je voudrais un emplacement ensoleillée.
8. Je peux garer ma voiture à côté de ma caravane ?
9. Il y a un magasin au camping ?
10. Il y a de l’eau chaude pour les douches et la vaisselle ?