frans-antwoorden.nl
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.
Zoeken
 
 

Geef resultaten weer als:
 


Rechercher Geavanceerd zoeken


Opdracht 1 t/m 10

Ga naar beneden

Opdracht 1 t/m 10 Empty Opdracht 1 t/m 10

Bericht  Exodus do feb 10, 2011 10:11 am

couleur locale
exercice 1
1 fleuve (rivier). De andere woorden hebben met het wegennet te maken.
2 chemin de fer (spoorwegen). De andere woorden hebben met woonplaats te maken.
3 parc (park). De andere woorden hebben met kunst te maken.
4 anciennes colonies (vroegere koloniën). De andere woorden hebben met uitgaan te maken.
texto 1
exercice 2
1 namen van monumenten, vragen over cultuur, reizen per openbaar vervoer
2 Bijvoorbeeld: Paris, Tour Eiffel, Louvre, Notre-Dame
exercice 3
A
1 b
2 a
3 b
4 a
5 b

B
1 De start vond plaats in het Parc de la Villette.
2 De jongeren komen langs allerlei monumenten.
3 Tijdens elke etappe moeten ze vragen beantwoorden.
4 Ze verplaatsen zich met het openbaar vervoer.
5 De deelnemers leren beslissingen te nemen en de teamgeest te ontwikkelen.
6 De winnaars hebben ieder een mountainbike gewonnen.
exercice 4
Le premier février, notre classe va à Paris pour découvrir la ville.
Avant, au collège, notre prof de français nous a montré une vidéo des curiosités, comme la Tour Eiffel et l’Arc de Triomphe. La cathédrale Notre-Dame est située sur l'Ile de la Cité. Durant le cours il nous a expliqué aussi comment fonctionnent les transports en commun: le métro et le bus.
Paris est une grande ville et nous sommes obligés de faire des équipes et de rester ensemble,
surtout quand on visite les monuments lointains.
Chaque équipe se compose de deux filles, trois garçons et un prof.
Le matin, l’équipe discute du programme du jour et prend une décision, par exemple: visiter un musée ou un monument.
Avant de partir, il faut présenter la visite. Bilan: beaucoup de stress.
exercice 5
1 persoonlijke voornaamwoorden
2 in paragraaf 12
3 le
4 la
5 lui
6 lui
7 voor de persoonsvorm
8 Als er een heel werkwoord in de zin staat.

exercice 6
A
1 Tu connais la tour Eiffel? Oui, je la connais bien.
2 Vous préparez le dîner? Non, je ne le prépare pas.
3 Tu vas téléphoner à Luc? Oui, je vais lui téléphoner.
4 Tu entends la question? Non, je ne l'entends pas.
5 Tu as les livres? Oui, je les ai dans mon sac.
6 Tu as un cadeau pour Jean? Oui, je lui donne un stylo.
B
1 Les filles les aiment bien.
2 Nous ne l'avons pas regardé.
3 Tu peux les acheter.
4 Je ne lui ai pas donné le cadeau.
5 Ils les trouvent dans le sac.
exercice 7
1 les
2 l'
4 la
5 lui
7 lui
8 le
10 l'
exercice 8
1 Oui, je la vends.
2 Oui, elle l'ouvre.
3 Non, ils ne l'ont pas visité.
4 Oui, je les fais.
5 Oui, il lui a donné le papier.
6 Oui, je vais l'expliquer.
texto 2
exercice 9
c
exercice 10
A
Hoe jongeren uit de buitenwijken door de media worden afgeschilderd.
Geweld en criminaliteit.
Dingen overdrijven.
Verschillen tussen twee culturen.
Invloed van de betreffende jongeren op taalgebruik.

B
1 de regisseur van de film
2 Aghmane en Yves spelen in zijn film.
3 Die vindt hij vreselijk cliché; ‘accent exagéré’, ‘texte débile’, ‘criminels’.
4 geen cliché-film
5 Een grappige film waarin hij het accent heeft gelegd op de verschillen tussen de buitenwijken en het platteland.
6 De twee acteurs hebben de tekst herzien. Jongeren horen dus eigentijds taalgebruik.
Exodus
Exodus
Admin

Aantal berichten : 124
Registratiedatum : 02-10-10
Leeftijd : 28
Woonplaats : Noord-Holland

Terug naar boven Ga naar beneden

Terug naar boven

- Soortgelijke onderwerpen

 
Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum